De verhouding tussen het actieve vermogen en het schijnbaar vermogen is de arbeidsfactor of de cosinus phi. Deze staat steeds op uw factuur vermeld. Bij ideale omstandigheden is de cosinus phi gelijk aan 1, dan wordt alles omgezet in actieve energie.
De arbeidsfactor (cos φ) van een installatie moet bij spanning tot 50 kV minimaal 0,85 en bij een spanning hoger dan 50 kV minimaal 0,80 zijn.
De motorvermogensfactor is de fasehoek tussen spanning en stroom (cosφ). cos phi (φ) wordt onder andere gebruikt voor het berekenen van het stroomverbruik van een motor. Stroomverbruik is van groot belang voor pompen.
VERBETEREN VAN EEN TE LAGE ARBEIDSFACTOR De meest gebruikte methode om een te lage (slechte) arbeidsfactor te verbete- ren (te verhogen) is het parallelschakelen van een condensator met gepaste capaciteit over een inductieve verbruiker (= serieschakeling van weerstand en inductantie).
Het verbeteren van de cos-phi, of het reduceren van de blindstroom, is al snel zinvol. Daarnaast heeft het compenseren van de cos-phi een aantal positieve bijverschijnselen: Opvangen van kleine onderbrekingen en transiënten wat bedrijfszekerheid verhoogd. Meer optimale benutting van aansluitcapaciteit.
In elke elektrische installatie is naast nuttig, bruikbaar vermogen ook vermogen aanwezig dat niet effectief wordt omgezet in warmte, beweging of licht. Dit niet-effectieve vermogen noemen we blindvermogen. Blindvermogen zorgt voor extra belasting op kabels, leidingen en transformatoren.