Het basisingrediënt van elk zonnepaneel is silicium. Op hoge temperatuur wordt deze kostbare grondstof gewonnen uit zand. Eens het silicium in zuivere blokken is gestold, kunnen er flinterdunne schijfjes worden van gesneden. Deze zullen de zonnecellen vormen.
Bij het opwekken van zonnestroom komen geen milieuvervuilende stoffen of broeikasgassen vrij. Met een set van 10 zonnepanelen op je dak bespaar je 1.400 kilo CO2 per jaar. Er komt wel wat CO2 vrij bij de productie van zonnepanelen, want daar is energie voor nodig en die komt meestal nog uit fossiele brandstoffen.
Het grootste gedeelte van deze metalen, ongeveer 87 procent, bestaat uit staal, ijzer en andere relatief veel voorkomende materialen zoals silicium, koper, lood en zink. Er zijn echter zes zeldzame metalen waarvan de voorraad kritisch is.
Bij de productie van een modern paneel komt een uitstoot van ca. 320 Kg CO2 vrij. (bron) Daarnaast komt er natuurlijk het transport bij van de fabriek naar de locatie.
Een zonnecel is een dun plaatje (‘wafer’) dat meestal wordt gezaagd uit een groot blok silicium. Silicium is een halfgeleider. Op het plaatje silicium worden dunne draadjes metaal aangebracht die de elektrische spanning afvoeren. De zonnecel zet zo het zonlicht om in een elektrische stroom.
Het standaard type zonnecel is gebaseerd op zogenoemde kristallijn silicium-technologie, legt Louwen uit, dat in zo’n 90 procent van alle panelen zit.
Het produceren van zonnepanelen is een zorgvuldig proces dat uit meerdere stappen bestaat. Fabrikanten hebben daar volautomatische processen voor, maar het is ook mogelijk om zelf zonnepanelen te maken. Daar is wel de nodige kennis, nauwkeurigheid en geduld voor nodig.
Je kunt zelf een zonnecellen maken, bestaande uit een geleidende laag, titaandioxide met een kleurstof en een elektrolytoplossing. Glas beschermt de lagen. Je kunt losse onderdelen aanschaffen, of een gebruiksklare kit die alle componenten bevat.